
Jurisprudentie
AY9031
Datum uitspraak2006-09-20
Datum gepubliceerd2006-09-28
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/3993 AW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-09-28
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/3993 AW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Is functiewaardering in redelijkheid houdbaar? Score op diverse kenmerken. Zwaardere categorieën?
Uitspraak
05/3993 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 13 mei 2005, 04/467 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland (hierna: college).
Datum uitspraak: 20 september 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2006. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.P. Heuker.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant was werkzaam in de functie van [naam functie] bij de gemeente Steenwijkerland. Bij besluit van 11 juli 2003 is het niveau van deze functie met toepassing van het ODPR-functiewaarderingssysteem 2000 vastgesteld op hoofd-groep IV met toekenning van 11 punten voor de bij de functiewaardering betrokken gezichtspunten, leidend tot indeling in salarisschaal 9. De bezwaren van appellant tegen deze waarderingsuitkomst zijn bij het bestreden besluit van 23 maart 2004 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd wegens een niet toereikende motivering, met instandhouding van de rechtsgevolgen van dat besluit.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep verwezen naar de respectievelijke functiebeschrijvin-gen van allround medewerker milieu en [naam functie]. Appellant heeft naar voren gebracht dat het specialisme “zwaardere bedrijven” ook op hem van toepassing is nu in de taakomschrijving van beide voornoemde functiebeschrijvingen wordt gesproken van “zwaardere categorieën” vergunningaanvragen en dat dit 2 extra punten op het gezichtspunt functionele vorming moet opleveren. Voorts handhaaft appellant in hoger beroep zijn grieven tegen de toegekende score van 2 punten voor het gezichtspunt Functionele Vorming op grond van het specialisme geluid. Naar appellants mening is een score van
3 meer op zijn plaats, omdat voor een goede vervulling van de geluidstaken op het terrein van industrie en verkeerslawaai naast de PHTO-cursus nog 1 tot 2 jaar ervaring nodig is en voor zonebeheer 4 tot 5 jaar, met het oog op het uitvoeren van akoestisch onderzoek.
3.2. Het college heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.
4. Gelet op hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht dient de Raad de vraag te beantwoorden of de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit terecht in stand heeft gelaten. In dit geval betekent dat dat de Raad moet bezien of de waardering onhoudbaar is.
4.1. Naar het oordeel van de Raad vindt het standpunt van het college, dat de functies van allround technisch medewerkers milieu en allround medewerker milieu niet volledig vergelijkbaar zijn, genoegzaam steun in de functiebeschrijvingen van de onderscheiden functies. Uit die functiebeschrijvingen blijkt immers onmiskenbaar dat bij de laatstgenoemde functie het accent van de werkzaamheden op de (integrale) behandeling van vergunningaanvragen ligt, terwijl de nadruk bij de eerstgenoemde functie ligt bij het beoordelen van milieutechnische aspecten van en het adviseren ten behoeve van de vergunningverlening.
4.2. De Raad volgt niet appellants betoog dat de in de functiebeschrijving gehanteerde woorden “zwaardere categorieën” meebrengt dat hem 2 extra punten dienen te worden toegekend.
De Raad neemt daartoe in aanmerking dat ter zitting namens het college genoegzaam is uiteengezet dat de in de onderscheiden functiebeschrijvingen gehanteerde terminologie “zwaardere categorieën” ziet op de zwaarte van de vergunningaanvragen, waarvan appellant in beginsel alleen (technische) deelaspecten beoordeelt. De Raad kan de door het college gegeven uiteenzetting in het licht van de in geding gebrachte functiebeschrij-vingen ook overigens niet onjuist of onhoudbaar achten.
Nu het taakaspect vergunningverlening gelet op de functiebeschrijving niet tot de taakinvulling van appellant kan worden gerekend kan de omstandigheid dat appellant, naar de Raad wil aannemen, zich in de feitelijke uitoefening van zijn functie meer dan eens met (integrale) vergunningverlening heeft bezighouden, de Raad evenmin tot een ander oordeel leiden. Het betreft hier immers de waardering van een organieke functie.
4.3. Wat betreft de toegekende score van 2 punten voor het gezichtspunt Functionele Vorming vanwege het specialisme geluid onderschrijft de Raad op hoofdlijnen de overwegingen van de rechtbank dienaangaande en merkt daarbij nog op, dat namens het college onweersproken is gesteld dat voor goede toepassing van het programma Genoise in de praktijk geen uitputtende kennis is vereist en dat, indien bijzondere deskundigheid wordt gevergd, externe expertise kan worden ingehuurd. Appellant heeft de Raad met wat hij ter onderbouwing van zijn standpunt heeft aangevoerd niet kunnen overtuigen dat de door hem aan de PHTO te Amsterdam gevolgde Hogere cursus geluid, waarvan het aspect Bouwakoestiek onderdeel uitmaakt, tezamen met de aanvullende kennis van program-matuur (waaronder het programma Genoise), apparatuur en wet- en regelgeving niet overeenkomt met maximaal 2 jaar opleiding. Gelet hierop is de Raad met de rechtbank van oordeel dat de toegekende score van 2 punten voor het gezichtspunt Functionele Vorming, niet onhoudbaar is te achten.
5. Hieruit volgt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit door de rechtbank terecht in stand zijn gelaten, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K. Zeilemaker. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.J.W. Loots als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 september 2006.
(get.) K. Zeilemaker.
(get.) P.J.W. Loots.

